Onderwijs gebaseerd op ‘research-informed practice’ in een ‘post-truth’ wereld

Onderwijs is een complexe activiteit gebaseerd op waarden en daarom wordt ‘research evidence’ vaak gecontesteerd als overheden hun onderwijsbeleid willen sturen met pseudo-wetenschappelijke argumenten en hiervoor gepast en ongepast grijpen naar ‘best practices, evidence based of evidence informed practices’.  Veel van deze informatie wordt via diverse publicatiekanalen en conferenties op scholen en leraren losgelaten en maken deel uit van een ‘post-truth’ wereld. Het politieke populisme besmet nu de onderwijswereld en objectieve feiten zijn minder invloedrijk dan het inspelen op emoties en persoonlijke overtuigingen. Over deze problematiek vinden we inspirerende publicaties van Pete Boyd, University of Cumbria (U.K.).

Zie: P. Boyd (2022), Teachers developing research-informed practice in the post-truth world. Research in Teacher Education, 12 (1), pp. 47-52.

P. Boyd (2022), Teachers’ research literacy as research-informed professional judgment. In: P. Boyd, A. Szplit & Z. Zbrog (eds.), Developing teachers’ research literacy: international perspectives, pp.17-43. Cracow: Libron.

Wat is ‘Post-truth’

Het verschijnsel post-truth is niet nieuw. The Nation schrijft dat het woord ‘post-truth’ al in het magazine verscheen in 1992.  Het toonaangevende Britse woordenboek Oxford Dictionary heeft het verkozen tot het woord van 2016, omdat het gebruik dat jaar exponentieel was toegenomen. “Gevoed door de opkomst van de sociale media als nieuwsbron en een groeiend wantrouwen tegenover feiten die worden aangereikt door het establishment, heeft het concept post-truth een linguïstische voet aan de grond gekregen”, aldus Casper Grathwohl, de voorzitter van Oxford Dictionaries. Mogelijk wordt het zelfs een woord dat definiërend kan zijn voor de huidige tijdsgeest, suggereert Grathwohl.

Uit:  https://www.vrt.be/vrtnws/nl/2016/11/16/_post-truth_is_woordvanhetjaarvooroxforddictionaries-1-2820305/

 

Post-truth is om te beginnen een opzettelijke verdraaiing van de waarheid. Het gaat over de manipulatie van geloof en emoties van anderen. Het doel hiervan is om de publieke opinie te beïnvloeden. De daadwerkelijke feiten worden genegeerd of zelfs bewust verborgen. Deze tactiek wordt o.a. binnen de politiek gezien. Hierdoor zijn termen zoals ‘populistisch discours’, ‘nepnieuws’ en ‘alternative facts’ de wereld in gekomen. In de onderwijswereld wordt met de problematiek van het tekort aan leraren, het dalend onderwijsniveau van de leerlingen, de herwaardering van het beroep … vaak door het beleid gezocht naar simpele oplossingen die makkelijk te begrijpen zijn en ‘an sich’ erg logisch lijken zoals planlast verminderen, evidence-informed onderwijs invoeren en vooral focus op de kerntaken van de leraar en dat is ‘voor de klas staan’.

In zo’n klimaat van post-truth verkeert niet alleen politieke argumentatie, maar ook wetenschappelijk onderzoek en journalistiek in zwaar weer.

Zie: https://verkenjegeest.com/wat-is-post-truth/

Volgens Eddo Evink (2020) “zal een belangrijk deel van het antwoord op post-truth er uit moeten bestaan dat wetenschappers zo eerlijk mogelijk de zoektocht naar oplossingen zelf laten zien en er verantwoording van afleggen. Dus niet: ‘wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat…’, maar ‘door ons onderzoek zus en zo aan te pakken, zijn we tot de (voorlopige) conclusie gekomen dat…’. Ja, dat is inderdaad gecompliceerd en genuanceerd, en het publiek zal niet altijd het geduld hebben om dat allemaal te volgen. Maar dit is wel een belangrijke en misschien wel de enige manier om voor de waarheid op te komen.
De waarheid van de waarheid is dat zij niet als een lijstje feiten klaarligt, dat zij ook niet kan worden vervangen door retoriek of wishful thinking, maar dat zij zich moeilijk laat vinden. Gelukkig kunnen de leugenaar en de ongegeneerde bluffer niet altijd iedereen voor de gek houden. Als variant op een oud spreekwoord geldt daarom: al is de bullshit nog zo smerig, naar waarheid blijven we begerig.”

Uit: Eddo Evink, Waarheid in tijden van post-truth. Webcolumn Cultuurwetenschappen.  https://www.ou.nl/-/post-truth

Bepalen wat en hoe we onderwijzen

Lerarenopleiders hebben een belangrijke verantwoordelijkheid om hun studenten de basiscompetenties bij te brengen die omschreven worden door de Vlaamse overheid in de beroepsprofielen.

Callewaert, A. (2016), De leraar is een duizendpoot. Klasse. https://www.klasse.be/41002/leraar-duizendpoot-beroepsprofiel/

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de basiscompetenties van de leraren. Goedkeuringsdatum 8/06/2018. Publicatiedatum B.S. 4/07/2018 (pagina 53939)

https://data-onderwijs.vlaanderen.be/edulex/document.aspx?docid=15404

In het functionele geheel (FG5) de leraar als innovator – de leraar als onderzoeker worden volgende competenties omschreven:
5.1 De leraar kan de kwaliteit van zijn onderwijs verder ontwikkelen. De leraar kan zijn eigen onderwijspraktijk en zijn eigen functioneren in vraag stellen en bijsturen (verbeteren) door:
– zich waar nodig te informeren over (praktijkgericht) wetenschappelijk onderzoek (vakinhoudelijk, vakdidactisch en algemeen pedagogisch-didactisch) en over ontwikkelingen binnen het onderwijs en de samenleving, en die toepassen in de praktijk
– systematisch en kritisch te reflecteren over zijn eigen praktijkervaringen
– gebruik te maken van schooleigen beschikbare informatie of door eigen (praktijk)onderzoek uit te voeren
– te innoveren om zijn eigen praktijk te verbeteren.
5.2 De leraar kan nieuwe inzichten en ervaringen delen met zijn collega’s en bespreekbaar maken.
5.3 De leraar kan zijn professionaliseringsbehoeften in kaart brengen en omzetten in acties.

Bij het bepalen wat en hoe onderwezen zal worden is het belangrijk dat leraren tijdens hun opleiding ervaren en leren hoe de klaspraktijk onderzoeks-geïnformeerd te benaderen. De competenties van FG5 hebben hier een sleutelfunctie.

Verwante concepten aan onderzoeks-geïnformeerd zijn evidence based, reserach-informed, evidence-informed. Ter verduidelijking: Scholen en leraren werken evidence-informed als zij hun onderwijs verbeteren op basis van kennis uit (praktijk)onderzoek en kennis over de praktijk. Met name het gebruik van praktijkkennis is tekenend voor evidence-informed werken, want als scholen/leraren zich uitsluitend baseren op kennis uit wetenschappelijk onderzoek, spreken we van evidence based werken.

Het is echter zinvol om wetenschappelijke kennis te combineren met praktijkkennis, omdat wat op de ene school werkt, niet per definitie even effectief is op een andere school. De context – de leerlingen, de leraar, de omgeving – kan invloed hebben op het effect van een interventie of werkwijze. Daarom is het belangrijk dat de school onderwijsverbeteringen baseert op zowel kennis uit onderzoek als op praktijkkennis. Wat werkt op onze school of in mijn klas het beste?

Zie: https://www.platformsamenonderzoeken.nl/wat-is-evidence-informed-werken/#:~:text=Met%20name%20het%20gebruik%20van,we%20van%20evidence%20based%20werken.

De Australian Education Research Organisation (AERO)   stelt zeer degelijke rapporten over evidence based werken in het onderwijs beschikbaar en hanteert een relevant onderscheid tussen research evidence en teacher-generated evidence in een onderzoek bij leraren en directies over hoe evidence wordt ingezet bij het ontwerpen van onderwijs.

      • research evidence: academic research, such as causal research or synthesis research, which uses rigorous methods to provide insights into educational practice.
  • teacher-generated evidence: evidence generated by teachers through their daily practice (for example, teacher observations, information gained from formative or summative assessments or insights from student feedback on teacher practices).

 Zie:  https://www.edresearch.edu.au/our-work/current-projects/evidence-projects/evidence-use-snapshot

Wil je het beroep van leraar herwaarderen, geef dan meer aandacht voor de professionele competenties waarover een leraar beschikt en dat is meer dan het “Weytsiaanse” voor de klas staan (*). Het beroepsprofiel van leraar komt onvoldoende op de voorgrond en dit zowel bij de werving van leraren als bij de professionalisering van leraren en het doorgroeien naar expert-leraar. Het artikel van Lidewij van Katwijk over “Praktijkonderzoek op de pabo” richt de focus op de competentie-ontwikkeling van de leraar als onderzoeker. Zij concludeert dat praktijkonderzoek in de lerarenopleiding geen doel op zich is maar een middel om te komen tot de ontwikkeling van onderzoekend vermogen. Deze ontwikkeling start idealiter de eerste dag van de opleiding en vormt een natuurlijk element tijdens de gehele opleiding en in alle opleidingsonderdelen. Voor de ontwikkeling van het onderzoekend vermogen is een constante wisselwerking nodig tussen de theoretische inzichten en de praktijk.

(*) Een allusie op een oneliner van minister Ben Weyts. (2022)

https://www.platformsamenonderzoeken.nl/wp-content/uploads/2023/03/Lidewij-van-Katwijk-Praktijkonderzoek-op-de-pabo.pdf

Lidewij van Katwijk (2021), Praktijkonderzoek op de PABO. Waarom eigenlijk? En hoe dan? Veerkracht, 18 (1), p. 4-7.

‘Booby trap’ voor leraren in een ‘post-truth world’

Het is belangrijk dat leraren voldoende expertise hebben om onderzoeks-geïnformeerd een professioneel oordeel te vormen en te beslissen wat en hoe ze willen onderwijzen. De ‘post-truth world’ wordt wellicht een niet te miskennen bedreiging in deze meningsvorming. De vele leermiddelen die online beschikbaar zijn, de bloggers die leraren zijn of waren en nu als influencer optreden, eigenen zich het label toe van ‘evidence-based’. Er is een tijdgeest ontstaan van ‘evidence-based’. Allerlei beslissingen worden ingebed in bewoordingen van ‘onderzoek heeft uitgewezen dat, of wetenschappelijk onderbouwd of het is een best practice’. In Engeland wordt deze trend aangeduid met ‘myth of evidence’.  Het is behoorlijk moeilijk om in beleidsdocumenten van de overheid de relaties met onderzoek te onderkennen. Men citeert uit conclusies of aanbevelingen van een bepaald onderzoeksrapport dat men zelf “besteld” heeft en de nuanceringen bij de conclusies worden weggelaten. Andere rapporten zijn door commissies van “wijzen”, geselecteerd door de ministeriële kabinetten, geschreven en voorzien van uitvoerige lijsten aanbevolen literatuur om het rapport een wetenschappelijk tintje te geven maar deze werkwijze ontbreekt elke wetenschappelijke methodologie en overstijgt niet het niveau van een alledaags opiniestuk.

Eensgezindheid

In de vele debatten over onderwijs en de onwaarheden en mythes die opduiken kan een lichtpuntje zijn dat er enige eensgezindheid is in de professionele onderwijswereld. Er is zeker een principiële eensgezindheid te vinden tussen leraren, lerarenopleiders, onderzoekers, onderwijsinspectie, beleidsmakers en auteurs/uitgevers van leermiddelen. We vatten dit samen in enkele stellingen:

  • Onderwijs is gebaseerd op waarden en de samenstelling van eindtermen en verwachte leerresultaten worden aan een breed maatschappelijk debat en consensus onderworpen alvorens te bepalen wat en hoe onderwezen moet worden.
  • Onderwijs is een complex werkveld zodat in de betrokkenheid op onderzoek hoge eisen mogen gesteld worden aan de gehanteerde methodologie. Zowel experimenteel als kwalitatief onderzoek zijn aangewezen.
  • Het professionele oordeel van leraren moet altijd een sleutelfunctie hebben in het bepalen van wat en hoe wordt onderwezen.
  • Leraren hebben nood aan ‘onderzoeksgeletterdheid’ maar ook aan een kritische reflectieve en beoordelende benadering van hun eigen praktische onderwijswijsheid.
  • Beide kennisdomeinen, i.c. wetenschap en praktijkwijsheid, moeten voorzien in een kritische benadering van de ‘post-truth world’.